Laos, en jawel, yogacursus twee :) [1/2] - Reisverslag uit Khett Siem Reab, Cambodja van Nadia Huijzer - WaarBenJij.nu Laos, en jawel, yogacursus twee :) [1/2] - Reisverslag uit Khett Siem Reab, Cambodja van Nadia Huijzer - WaarBenJij.nu

Laos, en jawel, yogacursus twee :) [1/2]

Blijf op de hoogte en volg Nadia

16 Mei 2015 | Cambodja, Khett Siem Reab

Zoals jullie in m’n vorige verslag konden lezen, kwam ik op een vroege ochtend in Dien Bien Phu aan, een grensdorpje in Vietnam. Daar werd ik door een jonge kerel richting een klein busje gewezen toen ik “Muang Khua” zei. Muang Khua ligt in de noordelijke Phongsali provincie van Laos, een prachtig en behoorlijk onbereisd gebied. Ik was helemaal blij, want ik hoefde dus geen nacht in DBP door te brengen! In al m’n enthousiasme sjouwde ik m’n bagage naar het busje toe. Dat enthousiasme verdween snel weer toen ik zag hoe de binnenkant eruit zag: het was volgepropt. Echt volgepropt. En dan heb ik het niet over de Nederlandse definitie van ‘volgepropt’, hè! Werkelijk ieder gaatje was opgevuld: jutezakken met aardappels, plastic tassen met groenten (inclusief mieren), kratten bier (we zijn immers in Zuidoost-Azië hè, dan is er altijd bier around), een massive white board (?!), levende kippen, en mensen. Heel. Veel. Mensen. Waar ging ik in godsnaam m’n tas laten? Waar ging ik mezelf überhaupt laten? De chauffeur zag het probleem niet. Hij griste m’n tas van m’n rug om hem vervolgens in het allerlaatste hoekje onder de achterste stoel te proppen. Hmm, kennelijk was er toch nog plek! Oké, nu ik nog. Mwah, geen probleem joh, drukte het gezicht van de chauffeur uit. Hij wees naar twee stoeltjes die al bezet waren. Aight, we moesten die twee ini-ministoeltjes dus met z’n drieën gaan delen. Wat een feest :p Zo zaten we anderhalf uur lang te wachten voor vertrek. Even serieus, ik dacht dat ik de geduldheid zelve geworden was de afgelopen maanden... TOTDAT ik Laos doorgereisd had. Man man man. Even zonder dollen, zelfs Bub en Daaf zouden hier knettergek worden. Pet en Jas, jullie zouden hier na één dag weg willen ;-) Haha, just kidding. Met hier een been en daar een been reden we zonder airconditioning bij de bushalte weg.

Na zes lange uren – waarvan twee bij de corrupte grens – stopte het busje: “Nong Khiaw,” hoorde ik. Ah, yes, mijn stop, yes. Ik was zo ontzettend moe. Ik was tijdens de rit steeds per ongeluk in slaap gedommeld en met m’n hoofd op de schouder van m’n buurman terecht gekomen. Iedere keer werd ik gegeneerd wakker, hahaha. Ik besefte me dat ik nu slechts 200 kilometer van Myanmar verwijderd was! Toen ik uitstapte merkte ik pas hoe hard het aan het regenen was. Oh man. Met een vermoeid hoofd in de regen op zoek naar een guesthouse in een dorp waar haast geen accommodatie te vinden is. Oké, even vermannen, Nadia. Na een kwartier rondlopen stopte er een volgepakte motor voor m’n voeten. Een jongen deed zijn helm af; hij bleek ook op zoek te zijn naar accommodatie. Samen zochten we verder. Na tien minuten kwamen we bij een mooi huis aan waar drie kamers aangeboden werden. Ze waren duur (!) en daarom besloten we de grote kamer (met twee grote bedden) te delen. Hij bleek uit Israël te komen en het was een prima kerel.

Die avond, toen het al donker was, ging ik op zoek naar avondeten. Na een aantal pogingen zou ik het bijna opgegeven hebben: niemand sprak Engels en ik wilde liever geen gebraden rat voorgeschoteld krijgen. Totdat ik op een moment een leuk versierd bordje in de berm zag staan: “Cheep food, good food, spleak Englis”. Deze pijl moest ik maar eens volgen. Ik kwam uit bij een pittoresk traditioneel huisje dat aan de Nam Ou rivier lag. Wat een ontdekking :-) Ik ging zitten. Verder waren er nul gasten te bekennen. Na tien minuten wachten vroeg ik me af of er überhaupt personeel aanwezig was. Ik liep naar de “keuken” toe en zag daar drie mensen op de grond hangen. Ik vroeg of ik iets kon bestellen, maar daar begrepen ze niets van. No spleak Englis kennelijk. Ze stelden zich ontzettend onverschillig en ongeïnteresseerd op. Wilden ze dan geen geld verdienen? Het deed me denken aan een verhaal dat ik in Vietnam had gehoord: de Lao oogsten slechts één keer per jaar rijst – terwijl het twee keer kan – gewoon omdat ze “er geen zin in hebben”, ze zijn gewoon te lui :P Gelukkig bleken ze in het cafeetje wel Engelse menukaarten te hebben. Deze waren zo leuk, ze waren zelfgeschreven en stonden vol met Buddha’s. Nadat ik besteld had wachtte ik ongeveer veertig minuten. Hadden ze me wel begrepen? Ik snapte er niets van, ik had geen haute cuisine besteld of zoiets. Na een uur (!) kwam een jong meisje met m’n eten aanzetten. Zou zij het bereid hebben? Het was in ieder geval best wel lekker. Het uitzicht vanaf m’n tafeltje was prachtig: de maan verlichtte de rivier en de oevers. Wat een rust heerste er op deze plek.

Toen ik opstond om naar huis te gaan kwam er een man het cafeetje ingelopen. Hij sprak perfect Engels (in Lao begrippen dan) en vertelde me over de trekkings die hij aanbood. Hij vertelde me over de Akha Loma stam, een stam die alleen nog in deze provincie leeft, nog altijd op een hele authentieke manier. Hij liet foto’s zien van de omgeving en vertelde me meer over de cultuur. Dit klonk echt interessant! Het zou zo cool zijn om drie dagen in dit gebied rond te trekken. Toen ik informeerde naar de prijs schrok ik echter een beetje. “You have to share price,” zei hij tegen me. Tsja, maar met wie dan? De Israeliër zou de dag erna doorgaan en verder was er geen toerist in dit dorp te bekennen. Ik sloeg zijn telefoonnummer op en beloofde hem erover na te denken.

Die avond zat ik in dubio. Wat moest ik nu gaan doen? Waar moest ik nu naartoe gaan? Ik kon 1) de driedaagse trekking doen, maar dan in m’n eentje en dus voor veel teveel geld, 2) de bus naar een ‘stomme’ stad richting het westen pakken om vervolgens weer naar een leuke plek te kunnen gaan, of 3) de boottocht naar Muang Ngoy Neua riskeren. Ik schrijf ‘riskeren’, omdat ik op blogs had gelezen dat deze zes uur durende boottocht lang niet elke dag vertrekt! In de ochtend moeten er namelijk genoeg mensen bij de ticket office zijn om de kosten mee te delen. Denken, denken, denken. Oké, ik riskeer de boot.

Die ochtend verlaatte ik m’n guesthouse om 8:00. In de ‘lobby’ zag ik een oranjeharige kerel staan. Misschien kon ik hem wel overtuigen om ook de boot te pakken, zodat we de kosten konden delen :p Het lukte ook nog!!!! Hahahahaha, wat voelde ik me achteraf slecht :p De boat ticket office bleek heel erg Lao te zijn. Voor Nederlandse begrippen leek het eigenlijk net een soort van… groot kippenhok? In een slordig handschrift kon ik Muang Ngoy Neua herkennen op het bord. De man die achter de ‘balie’ zat liet ons weten dat nog niemand anders was komen opdagen, we waren dus de enige twee die de boot wilden pakken. Dat betekende dat we allebei 50$ af zouden moeten tikken. De man zei bovendien dat er de afgelopen twee dagen sowieso niemand op was komen dagen. Shit. Hij raadde ons aan om twee uur lang te wachten: “Maybe people come”. Oké dan ;-) Ik ging aan de rivier zitten, vlakbij twee Lao vrouwen die drie dode kippen van hun veren aan het ontdoen waren. Zelf pakte ik een handje amandelen, ik had namelijk niet ontbeten. Met grote ogen keken de twee vrouwen het aan, ze kwamen het zelfs van dichtbij bekijken. Ik gaf hen allebei een handje; ze namen het met een twijfelachtig gezicht aan. Nadat ze een van de nootjes uitvoerig bestudeerd hadden namen ze voorzichtig een hapje. Ze kauwden er met ware interesse op, maar leken het niet bijzonder lekker te vinden ;-) Het was een leuk aanzicht.

Toen ik me even later omdraaide zag ik ineens twee meiden bij de ticket office staan! Jeeey, dat scheelt zoveel geld! En daar kwamen zelfs nog twee extra mensen aangelopen! Nu zou de boot in ieder geval vertrekken en (!) het zou me geen 50$ kosten. Net voordat we de tickets zouden kopen kwamen er nóg drie mensen aangelopen. Nice, nu zouden de tickets slechts 9$ zijn. Wat een geluk. Kennelijk waren er de afgelopen nacht toch meer toeristen in Muang Khua geweest dan ik dacht! Daar gingen we dan. Het was prachtig: pittoreske huisjes omgeven door woeste karstbergen. In de schaduw rustten waterbuffelo’s en watergeiten uit, en overal dansten er zwarte en oranje vlinders in de rondte. Wat me wel snel duidelijk was: dit gebied was echt heel erg arm. Jonge meisjes schrobden kleding aan de oevers; jonge jongens spreidden hun netten om vis te vangen. Deze kids hebben nog nooit van ‘school’ gehoord. Het overgrote deel van de tocht was het water rustig, maar soms zaten er behoorlijke rapids in het water. Dat was leuk, iedereen voorin de boot (ja, ook ik) werd op die momenten helemaal nat. Het was heel gezellig om met de rest van de passagiers te praten. De oranje Amerikaan bleek wel echt een ontzettend irritante en luidruchtige kerel te zijn.

Op het begin zaten we met z’n negenen in de boot. Dat dit aantal excessief zou oplopen wist ik van tevoren niet. Achteraf had ik het natuurlijk wel kunnen weten – we zijn nota bene in Laos en in Laos wordt álles volgepropt. Aan de waterkant stonden regelmatig nieuwe passagiers te wachten. Iedere keer vroeg ik me hetzelfde af: gaat deze kerel (de bootbestuurder) nu serieus wéér stoppen om nóg meer mensen toe te laten? Ik achtte het iedere keer onmogelijk, en toch kreeg hij het iedere keer opnieuw voor elkaar. De boot zat prop- en prop- en propvol. Toeristen, Lao vrouwen met hun kids, monniken - iedereen was van de partij. Tegenover mij zaten drie Lao vrouwen, alle drie met een mooie traditionele rok aan. Ze hadden plastic zakken met sticky rice bij zich, het had een paarse kleur. Paarse rijst? Interesting. Ze gaven me een balletje. De smaak bleek lang niet zo interessant te zijn als de kleur, maar goed, het was lief dat ik het mocht proberen. Tegelijkertijd met de rijst aten ze een soort van… witte stengels met zwarte puntjes en streepjes erop. Hier mocht ik er ook eentje van proberen! Het smaakte zowat hetzelfde als een gekookte witte asperge.

Met de minuut begon ik me ongemakkelijker te voelen. Iedereen zat in m’n aura te hijgen. De vrouw die tegen mij aangepropt zat had een plastic zak met groene groenten bij zich. Uit een klein gat kwamen voor m’n gevoel duizenden mieren gelopen, en deze baanden allen hun weg naar de armen en benen van de vrouw. En naar mijn lichaam. Naah, dat was iets – en ik vermoed dat jullie dat allemaal zullen begrijpen – waar ik he-le-maal kriegel van werd. Het deed mijn buurvrouw echter niets: het leek alsof ze de mieren niet eens opmerkte! Na vier uur op zo’n houten minibankje te zitten kreeg ik echt een houten kont. Ik vond het echt niet meer leuk. Op dat moment bleek de schroef van de boot niet meer te werken. Dit. Meen. Je. Niet. Toen kon ik al concluderen: ik ben niet voor Laos gemaakt. Een Lao meisje – dat schuin tegenover mij zat – zat rustig voor zich uit te staren. Zit dat langzame in hun genen??????? Of misschien moet ik zeggen, zit dat ein-de-lo-ze geduld in hun genen? :p

Na drie kwartier was de schroef gemaakt, godzijdank. Het laatste stukje van de boottocht was krankzinnig mooi wat surroundings betreft – dat was een afleiding die ik warm verwelkomde. Bij aankomst in Muang Ngoy Neua stapten er slechts twee mensen uit: ik, en jawel, mijn Amerikaanse vriend. Tactisch liep ik zo snel mogelijk de lange trap naar boven op zodat ik in ieder geval geen kamer met hem zou hoeven delen. Toen begon het volgende feest: op zoek naar een accommodatie. Ik zag echt wel wat guesthouses in het (mini)dorpje, maar nergens, echt nergens was een eigenaar aanwezig. De mensen die ik aansprak reageerden allemaal bot met een felle “No!” of ze negeerden me simpelweg. Niemand wilde helpen. Na lang rondgestruind te hebben en “HELLO??!!” geroepen te hebben reageerde een wat ouder vrouwtje. Eindelijk reactie. Ze had een kamer voor me.

De kamer was close to perfect. Vanaf mijn grandioze balkon keek ik uit over iets wat net een schilderij leek: de rivier, de bergen, de dieren, de wolken. Nadat ik hier een tijdje gerelaxed had kreeg ik ontzettende zin in koud fruit. Dus daar ging ik: op zoek naar fruit. Ik wist dat ik in Laos was; daarmee wist ik dat het geen gemakkelijke opdracht zou worden. Na even rondgelopen te hebben moest ik concluderen dat er hier geen markten of winkels te vinden waren, alleen een paar café’s. Dus ik liep uiteindelijk een café binnen. Ik ging zitten en bestelde een fruitsalade. Een kwartier later stond er nog steeds niks voor m’n neus. Moesten ze dat fruit nog gaan plukken of zoiets? :p Een half uur later kwam de bediening weer bij m’n tafel: “No have!”. Oké, nou, dan ga ik wel even bij een ander café navragen of ze iets hebben. Drie andere café’s konden me ook niet in m’n behoefte voorzien. Ik vroeg me oprecht af of deze mensen überhaupt ooit wel fruit eten. Mijn laatste poging was succesvol: het vijfde café waar ik naar fruit vroeg kon wel een bordje voor me klaarmaken. Met plezier nam ik plaats aan een tafeltje dat pal aan de rivier lag. Een kwartier later kwam de bediening aanzetten met een bord, jeeeey! Toen het voor m’n neus stond vertrok m’n gezicht: op het bord lagen stukjes ananas en banaan. Op de stukjes ananas liepen tientallen mieren; in de stukjes banaan zaten rare, harde, zwarte pitten. Wat een feest. Bij het afrekenen gaf ik de bediening 20.000 kip, de fruitsalade was 15.000 kip. Hij moest me dus 5.000 kip teruggeven (volg je het rekensommetje nog, opa?), maar (!) dat had hij niet. Ver-moei-end. Ach, laat die 5.000 kip ook maar zitten :p

Na mijn fruitavontuur ben ik op bed gaan liggen en viel ik snel in slaap. Ik was dat moeilijke gedoe echt een beetje zat. Toen ik rond zessen wakker werd besefte ik me dat ik nu weer op zoek moest naar avondeten, iets waar ik niet particularly excited van werd. Zo, daar liep ik dus. Op zoek naar eten. Ondanks de enthousiaste menu’s van een aantal café’s – er werd zelfs met pannenkoeken en pizza geadverteerd – was er bijna niets dat ze daadwerkelijk konden aanbieden. Ik eindigde wederom met de eeuwige omelet. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik me hier echt niet blij voelde. Deze mensen waren echt zeer onvriendelijk. De WiFi in dit dorp werkte ook voor geen meter. Al met al voelde ik me best wel eenzaam.

Nadat ik de volgende ochtend wakker werd deed ik twee uurtjes yoga op m’n balkon. Een mooiere locatie kon ik me niet wensen. Toen ik daarna bij een café aankwam voor een ontbijtje stormde een groepje Lao kids op me af. Ze bleven maar “Sabadee, sabadee!” roepen, achteraf leerde ik dat dat gewoon “Hallo, hallo!” betekent. Ze vroegen naar m’n naam, meerdere keren zelfs, maar ze bleven me India noemen. Close enough ;-) Ik pakte m’n schrift en een aantal pennen en schreef m’n naam op. Vervolgens liet ik hen hetzelfde doen. In hun sierlijke alfabet schreven ze allemaal hun naam op. Ondertussen begonnen twee meisjes aan m’n boobs te zitten, hhahaha. Dit aanzicht waren ze niet helemaal gewend denk ik. Hier in Azië zijn de vrouwen natuurlijk zo goed als plat van voren. Ook deze keer ervaarde ik problemen met de bestelling van m’n eten. Ik begreep weer niet of de bestelling überhaupt doorgekomen was, het duurde zo lang. Na veertig minuten stond het (eenvoudige!) ontbijt eindelijk voor m’n neus.

Na m’n ontbijt ben ik gewoon wat gaan rondlopen in het dorp en in de omgeving. Ik moet toegeven dat het – ondanks mijn buitenproportionele irritaties – een prachtige plek was: bruinoranje kleuren landinwaarts; eenzame rust aan de waterkant. Toen het rond drie uur ’s middags begon te stormen ben ik snel teruggelopen naar het café waar de WiFi enigszins werkte. Op dat moment las ik in het nieuwsoverzicht dat er zich een aardbeving had plaatsgevonden in Nepal. Dat vond ik erg heftig om te lezen. Ik voel echt mee met alle incomplete gezinnen die deze natuurramp heeft veroorzaakt. Twee van m’n collega’s (van de school in Cambodja) waren slechts drie dagen voordat de ramp plaatsvond in Kathmandu. Ze bevonden zich gedurende de ramp echter alweer in India. Daar hebben ze de schok gevoeld. Toen ik m’n WhatsApp opende werd ik een beetje opgefleurd: paps had allemaal foto’s van de bloemencorso gestuurd. Ik moet eerlijk zeggen, ik moest helemaal een beetje wennen aan het aanzicht! Ook aan de huizen die zich op de achtergrond bevonden! En de verkeersborden! En die witte kinderhoofdjes met hun blonde haren en blauwe ogen. Zo herkenbaar, maar op de een of andere manier ook zo ver van me verwijderd. Hetzelfde gold voor het filmpje dat Jasmijn tijdens Koningsnacht had gemaakt. Daar had ik wel echt graag bij willen zijn.

Nu had ik echt heimwee. Ik wilde m’n familie en ik wilde m’n vriendinnen. Ik wilde me gewoon weer eens als een idioot kunnen gedragen: veel te harde irritante muziek opzetten en rare dansjes doen in Daafs bijzijn totdat ie op z’n kenmerkende manier “Naaaaaad, doe normaal” zou zeggen. Ik wilde m’n kledingkast en m’n fiets. Ik wilde het efficiënte openbaar vervoer. Ik wilde m’n sportlessen en m’n eigen keuken. Ik had het er echt even moeilijk mee, misschien wel net zo moeilijk als tijdens de kerstdagen.

Die avond had ik m’n allerlaatste malariapil genomen. Ik had in Vietnam weer moeten beginnen met slikken omdat Kon Tum een gebied is waar een hoog malariarisico heerst. Nu bevond ik me nog steeds in een risicogebied, maar die pillen maakten me een beetje… raar. Iedereen die me goed kent weet dat ik überhaupt al heel veel, levendig en raar droom, maar de dromen die ik tijdens het slikken van de pillen had gedroomd werden me echt te gek. Voor m’n gevoel sliep ik zowat niet meer, ik droomde alleen maar. Ook overdag kwamen er rare gedachten naar voren. Zo liep ik bijvoorbeeld een keer samen met Laura in Hoi An, en voor zo’n twee minuten wist ik oprecht niet meer in welk land ik was en welke maand het was. De doorslag diende zich echter aan toen ik in Muang Ngoy Neua voor ongeveer een halve minuut ineens niet meer begreep “of er nu zand of water in m’n benen zat”. Da's toch te idioot voor woorden :p Nou, daarom neem ik dat spul dus niet meer. Ik denk nu weer normaal :p

Na een luidruchtige nacht – ik hoorde de Chinese kerel in de kamer naast me snurken – wilde ik de boot naar Nong Khiaw pakken. Ik was wel een beetje klaar met Muang Ngoy Neua. Toen ik bij de ticket office aankwam was het weer zover: er was geen wisselgeld. Ver-moei-end jongens! Nou, eerst maar ergens een fles water kopen dan. Hierdoor had ik het precieze bedrag bij elkaar voor de boot. Ook weer geregeld. Bij de ticket office zag ik een bordje hangen waarop geschreven stond dat men hier absoluut geen knieën en schouders mag laten zien. De mannen mogen wel met een ontbloot bovenlichaam lopen, maar alleen in hun eigen dorp. Wat traditionaliteit betreft lijkt Laos echt op Cambodja. Vietnam is echt een stuk westerser.

Een uur later vertrokken we in de lange, smalle, houten boot richting Nong Khiaw. Het duurde – god-zij-dank – slechts veertig minuten :-) Dat maakte me een gelukkig mens, haha. Tijdens het tochtje zat ik naast een Nederlands gezin! Ja, met kinderen en al! Dit stel geeft hun twee kinderen van basisschoolleeftijd voor een jaar lang zelf les; ze reizen heel Azië door. Allebei hadden ze hun eigen rugzakje, echt een heel leuk gezicht. Wat een speciale reis moet dat zijn, zeg.

Bij aankomst in Nong Khiaw (10:50) stond er een tuktuk klaar om mensen naar het busstation te vervoeren. Ik wilde die dag meteen door naar Luang Prabang, dus ik stapte in. De bus zou om 11:00 vertrekken: 10 minuten nog. Tot mijn zoveelste ergernis vetrok de tuktuk niet eerder dan 11:15. Ik moest wederom concluderen dat ik niet voor Laos gemaakt ben. Ik rekende er al op dat ik een nacht in Nong Khiaw moest blijven om de dag erna de bus naar Luang Prabang te pakken. En ja hoor, inderdaad, alle busjes bleken al vertrokken. Oh, Laos toch. Iedereen begon te klagen bij de tuktuk driver en de bus ticket office. Een half uur later kregen we goed nieuws: ze maakten een nieuw busje klaar voor vertrek. Oei, dat was echt, écht goed nieuws. De tocht was hartstikke mooi wat surroundings betreft, de kwaliteit van de weg was goed en de chauffeur toeterde zowat niet. Het was een hele prettige rit.

Rond 16:00 kwamen we in Luang Prabang aan. Alhoewel er voor hetzelfde geld privékamers aangeboden werden, koos ik expres voor een hostel. Na al dat onaardige gedrag in het noorden van Laos had ik behoefde aan wat begrijpelijke communicatie om me heen. Het hostel bleek heel vies te zijn en de staff was ontzettend onverschillig (natuurlijk). Maar goed, ik had twee aardige roomies waarmee ik weer eens even een gesprek kon voeren. Via WhatsApp liet ik Laura weten dat ik ondertussen in LP was aangekomen, en ik vroeg of zij er eventueel ook zou zijn. En JA HOOR!! De volgende ochtend zat ze bij het ontbijt in hetzelfde hostel als ik!!!! Ze was die nacht vanuit Sapa naar Laos gekomen, een busrit die te walgelijk voor woorden is want hij duurt zo’n 30 uur. Yes. Laura was er. M’n heimwee verminderde direct.

Vanaf dat moment zijn we een paar dagen samen geweest. LP heeft echt een hele leuke markt, ik denk mijn favoriete markt tot nu toe. Het is er ontzettend kleurrijk, de verkopers zitten niet zo te duwen, en ze verkopen echt unieke producten (gebreide kleurrijke mutsjes, lampjes van rijstpapier, kokospoffertjes (!), etc.). Hier zijn we iedere dag dus wel even gaan buurten. De laatste avond heb ik een cadeautje voor paps en mams gekocht, iets waarvan ik niet zeker weet of het wel helemaal past :p – Toen ik het geld overhandigd had, wapperde de verkoopster met het biljet langs al haar producten. Hardop sprak ze een gebedje uit. Ik vond het wel speciaal om te zien.

Verder zijn we met een groepje van negen mensen naar de Kuang Si watervallen gegaan. Dat was mooi man. Het kon zowat concurreren met Nieuw-Zeeland wat schoonheid betreft ;-) En dat zegt heel wat, hoor! We hebben hier gezwommen, geklommen en foto’s genomen. Het was een hele leuke dag. Bij terugkomst in LP leek het de jongens van het groepje wel een flex plan om ’s avonds uit te gaan: “to get wasted”. Nou weet je, en ik voelde me zo ontzettend anti-sociaal, maar ik had daar dus zo ontzettend geen behoefte aan. Gelukkig zag ik al snel aan Laura’s gezicht dat zij daar hetzelfde over dacht. Wij zijn gezellig uit eten gegaan en hebben daarna nog uren zitten babbelen. Ik ga thuis wel weer uit. Hier hoeft dat gewoon niet van mij :p

LP staat echt bekend om het bizarre aantal monniken dat er leeft. Wáár je ook kijkt: je ziet áltijd wel een jonge, kaalgeschoren man in een oranje gewaad lopen. Lau en ik hadden vernomen dat ze ’s avonds rond zessen hun meditatie en chanting doen. Dat wilden we graag een keertje meemaken. Daarom gingen we op een avond naar de Phousi (ja, inderdaad, spreek uit: pussy) temple, gelegen op een heuvel dat uitkijkt over het stadje. Hier kwamen we drie monniken tegen: ze wilden graag hun Engels oefenen. Wij vonden dit hartstikke leuk, omdat de monniken die we voorheen aan hadden gesproken ontzettend onaardig hadden gereageerd. Eén van de drie monniken legde uit hoe hun dagindeling eruit ziet: ze worden om 4:00 wakker, waarna ze meteen een uur mediteren en chanten. Vervolgens maken ze hun kamer schoon. Daarna doen ze hun bedelronde door het stadje waardoor ze kunnen ontbijten. Om 11:00 hebben ze lunch. Dat is alles wat ze op een dag eten. Voor de duidelijkheid, wat betreft die bedelronde: monniken hebben geen eigendommen. Daarom moet alles aan hen geschonken worden. Waar ik wel een beetje sceptisch van werd was toen ik erachter kwam dat ze dus wel allemaal hun eigen smartphone hebben… Waar ik ook vraagtekens bij zet is het volgende: heel veel monniken waren echt hartstikke jong (14 jaar oud?), ze reageerden geïrriteerd op een “Hello, may I plea….” of ze negeerden ons volledig. Hun attitude is ronduit onaardig. Ze hebben m’n vredige monnikenbeeld een beetje verknald eerlijk gezegd :p Ik heb gewoon het idee “that they don't practice what Buddha teaches them”. Maar goed, deze drie monniken waren in ieder geval wel vriendelijk. Ze wezen ons naar een tempel waar we de monniken konden horen chanten.

Na een paar dagen hadden we (na veel getwijfel) samen de bus naar Vang Vieng gepakt. Vang Vieng staat bekend als een natuurparadijs, maar… het staat ook bekend als een geflipte dronken backpackersbende. Zowat iedereen gaat hier ‘tuben’: met een opblaasband de rivier over drijven. Langs deze rivier zijn allemaal bars aangelegd. De bedoeling is om iedere 200 meter uit je band te stappen om alcohol te drinken. Per jaar gaan er een aantal toeristen dood ten gevolge van dronkenschap op de rivier. Wat walgelijk, dit zouden we sowieso niet gaan doen. De busrit naar Vang Vieng was stunning. Wat heeft Laos een prachtige natuur. In de dorpjes zagen we hoe jonge kids onder een straal water stonden om door hun moeder gewassen te worden. Allemaal stampten ze in het water en renden ze in de rondte. Ik werd echt vrolijk van dat aanzicht! Waar ik niet vrolijk van werd waren de leeggekapte stukken grond. M’n grote vriend China heeft hier alles mee te maken. Ze betalen het arme Laos geld om hun bomen om te mogen kappen. Vervolgens verkoopt China het hout voor een nog veel hogere prijs. Pff.

Bij aankomst in Vang Vieng denken Laura en ik allebei hetzelfde: nee hè. Wat een walgelijke plek. En wat lopen er hier een stel mongolen rond. Van de ‘Aussie Bar’ tot ‘Gary’s Irish bar’: het was allemaal van de partij. Ze boden ‘ligbanken’ aan, waar allemaal bezopen lui lagen en Friends aan het kijken waren op grote flatscreen televisies. Een walgelijk dorp in een prachtig gebied. Wat zonde. We hadden nog geen accommodatie geboekt; we vroegen bij het eerste hostel dat we tegenkwamen of ze twee bedden over hadden. Dat hadden ze! Mooi! Maar toen we de kamer zagen deinsden we terug van afschuw. Hier hing de ranzigste geur die ik ooit in een hostel geroken had – en ondertussen ben ik echt wel wat gewend zal ik jullie zeggen :p Drie dronken koppen keken ons scheel aan. Nee. Hier gaan we echt niet slapen. Dus we liepen verder! Het bleek lastiger dan gedacht om iets te vinden ;-) Alles was vol, zelfs het resort dat in het midden van het dorp stond. Ja, we hadden zelfs bij een resort gevraagd, omdat gewoon écht alles “full” was :p Zou dit onze eerste nacht buiten worden? Het was niet de meest ideale locatie om een nachtje zonder kamer door te brengen. Maar (!) we gaven niet op. En na meer dan 1,5 uur rondzeulen met onze tassen werden we beloond. Laura kwam met een big smile naar me toegelopen: ze had een Koreaans hostel gevonden. Een man leidde ons naar onze kamer, dat was zo’n zes trappen naar beneden. Zes trappen? Waar gaan we helemaal uitkomen dan? Het bleek echt prachtig te zijn. We keken uit over een riviertje, een groen veld en in de verte de bergen. In alle rust hoorden we de krekels en zagen we hangmatten op het grote balkon hangen. Wat een pareltje te midden van dit vreselijke dorp! In onze kamer sliepen drie anderen, alle drie Koreaans ;-) Nadat we opgefrist waren liepen we naar het Indiase restaurant dat we tijdens onze zoektocht al opgemerkt hadden. Het was heerlijk.

De ochtend erna hebben we twee uurtjes yoga gedaan op ons balkon. We maakten ons klaar om de drukte in te gaan :p Toen we rond twaalven gingen ontbijten kwamen we erachter dat het een feestdag voor de Lao was. Het leek eigenlijk gewoon een beetje op carnaval!!!!! De mannen stonden – verkleed en opgemaakt als vrouwen – op luidruchtige auto’s te dansen; de bierglazen werden iedere minuut aangevuld. Om de zoveel minuten staken ze een van hun gevaarlijke zelfgemonteerde vuurwerkpijlen af. Het was een apart gezicht ;-) Hey, ik heb jullie geloof ik nog geen een keer verteld over de drinkcultuur die hier in Azië heerst. In het westen denken we toch dat Aziaten niet zoveel drinken “omdat hun lichaam daar niet goed tegen kan”? Nou, ik zal jullie vertellen dat deze lui meer bier kunnen drinken dan ik ooit gezien heb. Ze drinken letterlijk – echt letterlijk – elke dag. Veel mannen werken tot zo’n uurtje of twee ’s middags, en daarna gaan ze aan de zuip met hun vrienden. Dit wist ik voorheen echt niet! Wat ik zo frappant vind is dat ze echt een heel groot deel van hun inkomen aan alcohol besteden. En dat terwijl ze al zo arm zijn? Er wordt hier zonder twijfel meer gedronken dan in het westen – in ieder geval door de mannen.

Die middag besloten we dat we de zogenaamde ‘Blue Lagoon’ maar eens even moesten bezoeken. Een stel had het ons aangeraden. Toen we na een ritje van 30 minuten aankwamen zagen we dat het water bedolven was met toeristen. Het was echt niet mooi :p Wat zonde van ons geld :p Laura’s gezicht kan soms echt goud waard zijn. Samen besloten we dat we niet tegen ons zin het water in zouden gaan. Helaas moesten we drie uur wachten totdat een busje ons weer naar het dorp zou brengen. Nee hè :p We hebben wat gedronken, en gehangen, en gepraat, en weer wat gedronken, en zo waren we de tijd langzaam doorgekomen. Bij terugkomst beurden we onszelf maar weer op met het eten van het Indiase restaurant :p Dat was wederom een succes. Ik kan me nog goed herinneren hoe we ons doodergerden aan twee kerels die met een ontbloot bovenlichaam aan een tafeltje gingen zitten, en vervolgens een grote zak chips aan het eten waren terwijl ze hun eten bestelden. Dat was ronduit onbeschoft. Gelukkig kon ik m’n ergernis kwijt bij Laura, want ik zag alweer aan haar gezicht dat ze precies hetzelfde dacht. Hahaha. ’s Avonds hebben we op ons balkon lekker naar de muziek op m’n iPod zitten luisteren. In ieder geval is er íemand op deze wereld die mijn muziek (nog) kan waarderen 8-)

Een dag later. Daar zaten we dan. In onze tube. Ik kon het haast niet geloven: dit was alles wat we dagenlang hadden verafschuwd :p Laura had van een kennis vernomen dat je niet naar de bars hóeft te gaan en dat je ook gewoon vanuit je band van het uitzicht kan genieten. Nou ja, laten we het toch maar proberen dan, dachten we. Alleen gedurende het eerste stuk waren er bars. Pas toen we daar voorbij waren zag ik daadwerkelijk het landschap. Ja, het was inderdaad mooi, maaaaaar, in het noorden van Laos had ik echt een veel en veel mooiere omgeving gezien. Bovendien was het water eigenlijk best wel goor. Na 1,5 uur in die band gingen we ons vervelen :p Er was zowat geen stroming en daarom gingen we maar zwemmen. Poehée, wanneer gingen we ooit eens bij het eindpunt aankomen? Na nog twee lange uren aan verveling zagen we eindelijk een bordje staan: “End tubing”. Yes. Maar, wat denk je? Precies op dat moment zat er een hartstikke sterke stroming in het water. Chill man. Hoe gaan we ooit aan de waterkant komen dan? Het water stond laag, dus ik kon de grond makkelijk raken met m’n voeten. Maar de stenen waren door bepaalde begroeiing ontzettend glibberig en daardoor viel ik telkens om, wat er telkens voor zorgde dat ik weer een paar meter verder meegesleurd werd. Om een lang verhaal kort te maken: met een pijnlijk lichaam en een chagrijnige kop kwam ik de waterkant opgekropen. Laura’s gemoedstoestand was er niet beter op :p We wilden nú naar ons hostel om te douchen. Wat voelden we ons vies. Lau nam als eerste een douche en ik hing al onze natte kleding over het balkon om te drogen. Toen ik eenmaal in de badkamer stond deed ik de plezante (!!!) ontdekking dat de watertoevoer niet meer werkte. Nee hè. Niet nu. Dit was ons al een paar keer eerder overkomen in Laos. Wat Laura ook een keertje is overkomen is dat ze haar tandenborstel wilde afspoelen en dat er toen donkerbruin water uit de kraan kwam lopen :p

Met een vermoeide kop trok ik een paar vieze kleren aan. We moesten maar eens even een koude kokosnoot gaan scoren. Dat werkt altijd ;-) Het bleek niet zo gemakkelijk te zijn als gedacht, nergens konden we ze vinden. Totdat we bij een restaurant aankwamen dat vier kokosnoten in een doorzichtige koelkast had liggen. Yeeeaaahhhhh! Echter… er bleek geen medewerker aanwezig te zijn. Nee hè. We liepen een beetje rond in het restaurantje en uiteindelijk vonden we een kerel op een bankje liggen. Hij speelde candycrush en leek geërgerd te zijn door onze aanwezigheid. Toen we vroegen of we twee kokosnoten mochten hebben wees hij ongeïnteresseerd naar een papier dat op een muur geplakt was: “Take a bleak. Back 5 o clock”. Ja, en zie een Lao (!) dan maar eens zover te krijgen om gewoon even die koelkast open te maken en twee kokosnoten te verkopen. Wat is dit een vermoeiend land, zeg. We besloten om dan maar een fruitsalade te bestellen bij een veel te duur restaurant, zodat we even gebruik konden maken van relatief goede WiFi. Bij het hostel werkte de WiFi namelijk niet. De WiFi in Laos is zowat overal zo slecht dat de NU app vaak niet eens laadt en dat een simpel WhatsApp bericht niet doorkomt. En dan beginnen we maar niet over het versturen van een foto ;-) Die avond was onze bonte avond, want de dag erna zouden onze wegen zich weer scheiden. Stiekem wilden we allebei weer Indiaas eten, maar dat mocht niet meer van onszelf :p We gingen naar een ander restaurantje. Het eten was niet bijzonder. Hadden we dus toch gewoon weer naar onze favoriet moeten gaan, haha :-)

De ochtend erna moesten Lau en ik gedag zeggen. Vanaf nu zouden we elkaar écht niet meer tegenkomen in Azië ;-) Ik heb er echt een goede nieuwe vriendin bij; ben heel blij dat ze in Maastricht komt wonen vanaf augustus. Het was heel fijn om Laos samen ‘overleefd’ te hebben – haha, dat klinkt wel heel dramatisch. Laura werd een half uur eerder opgehaald door een minibusje, zij zou teruggaan naar Luang Prabang. Mijn minibusje richting Vientiane kwam niet opdagen. Wat moest ik ondertussen ook nog verwachten van Laos? Toen ik al meer dan dertig minuten aan het wachten was liep ik naar het winkeltje waar ik m’n ticket aangeschaft had. Oh, de pick-up zou er binnen vijf minuten zijn. Ik rende dus zo snel mogelijk weer terug naar m’n hostel. De twintig minuten erna kwam nog steeds niemand me ophalen. Oh, oh, oh. Ik besloot om maar weer een bezoekje te brengen aan het winkeltje. Deze keer kwam een minibusje me tegemoet rijden: yes, deze moest ik hebben :-) Omdat ik de laatste passagier was wees de driver naar de seat naast hem, daar moest ik gaan zitten. Er bleek ook al een ander meisje voorin te zitten. In zo’n busje heb je altijd drie seats aan de voorkant, weet je wel? Nou, dit meisje bleek… fors overgewicht te hebben. Ze bleef de hele rit ontzettend breeduit zitten waardoor ik letterlijk tégen de pook van de auto geduwd werd. Wat een feest. Eigenlijk had ik haar willen vragen om wat smaller te gaan zitten, maar omdat haar gezicht op de ‘ik-doe-je-wat-als-je-commentaar-op-me-levert modus’ stond, durfde ik dat niet :p De chauffeur leek er ook niet al te blij mee te zijn.

Na vier onhandige uren kwamen we bij het busstation van Vientiane aan, de hoofdstad van Laos. Toen ik uitstapte vroeg de chauffeur om m’n ticket. Nee hè. Die had ik in Vang Vieng aan één van z’n collega’s gegeven toen ik instapte. Dit doen ze wel vaker in Azië: ze willen je een tweede keer laten betalen. Lies, jij zal je dat ongetwijfeld ook nog wel herinneren. Nou, ik zette gewoon een big smile op en begon in (voor hem) veel te lastig Engels te praten, waarop ik uiteindelijk snel wegliep. Hij protesteerde op het begin, maar hij kwam me niet achterna. Mooi. Waar ik naartoe liep was de vólgende bus, omdat het busstation nog altijd zes kilometer van het stadscentrum verwijderd was. Het duurde zestig eindeloze minuten voordat die bus z’n motor eens aan ging zetten. Vervolgens duurde het nog dertig eindeloze minuten voordat we daadwerkelijk vooruit gingen. De bus zat, zoals gewoonlijk (!), prop- en propvol. Ik ga niet meer uitleggen hoe ik erbij stond. Ik denk dat jullie daar ondertussen zelf wel een beeld van kunnen vormen.

Vientiane bleek een ware opluchting te zijn. Het was met geen mogelijkheid te vergelijken met het drukke Jakarta, het vervuilde Phnom Penh, het toeristische Bangkok of het tetterende Saigon. Wat was dit een prettige en bovendien rustige hoofdstad. Het was er wel ongekend heet, zowaar nog warmer dan dat het in Vang Vieng was geweest. Hoe moet Myanmar wel niet worden? Het is daar momenteel 42 graden, wAAAaah! In de hitte ging ik op zoek naar het hostel dat ik al geboekt had. Ik was het voorbijgelopen, maar daar ga ik nu verder niet over uitwijden omdat het wéér gezeur is :p Het bleek een heel prettig hostel te zijn. Overal was airconditioning, er waren twee computers waar iedereen van gebruik mocht maken, er was goede wifi en er waren schone badkamers. Bij de staff regelde ik meteen m’n bus naar Bangkok. Omdat ik nog maar weinig kip over had en niet meer opnieuw wilde pinnen (Lies, ook herkenbaar :p) koos ik de goedkoopste optie: een slaapbus maar dan met gewone stoelen in plaats van bedden. Ik zou het wel overleven, dacht ik. Die middag ging ik op zoek naar een markt. Die bleek onvindbaar. Iedereen stuurde me de verkeerde kant op. Ik kon het niet helpen dat ik van binnen “dom volk” bleef zeggen :p Wat ben ik erg. Uiteindelijk vond ik een mannetje dat met een karretje rondliep. Hij verkocht watermeloen. Nou, dat wilde ik wel hebben. Ik zei vriendelijk hallo en wees vervolgens naar de meloen. Nou, ondertussen kennen jullie het Lao volk een beetje, dus ja, inderdaad: hij keek me geërgerd aan, waaide me met z’n hand weg en liep stug door. Pffffff, dan niet joh.

De volgende dag heb ik op een van de computers het beginnetje van deze blog gemaakt. Verder heb ik de stad een beetje doorgelopen en (weer) de Mekong gezien. ’s Middags heb ik na een lange tijd eindelijk weer eens met paps en mams geskyped, daar werd ik echt heel blij van. De WiFi bij het hostel was zowaar goed genoeg om een normaal gesprek te kunnen voeren :-D Paps, mams en Daaf bevinden zich nu in de USA. Hartstikke leuk. Nu kunnen zij mij foto’s en verhalen sturen van hun avonturen.

Om 17:00 werd ik door een busje opgehaald om naar het busstation gebracht te worden. Bij het busstation vertelde een Franse jongen met Thaise ouders me dat er bij de grens 10.000 kip betaald moest worden. Oeps, dat had ik niet meer :p Het is een krankzinnig klein bedrag, maar ik had al m’n laatste kips opgemaakt aan eten en drinken. Niet meer doen dus :p Deze jongen was zo vriendelijk om me dat geld te geven. Echt heel lief. De grensovergang bleek te rammelen aan alle kanten. Als ik iemand had willen smokkelen was dat me ook zonder voorbereiding nog wel gelukt. Kort nadat we de grens over waren moest ik overstappen naar een zogenaamde ‘VIP bus’. Deze deed zijn naam eer aan, want het waren oprecht de meest comfortabele stoelen die ik ooit heb meegemaakt in een bus. Het voelde een stuk minder claustrofobisch dan de bedjes in de sleeper buses in Vietnam ;-) Toen ik ’s ochtends na zo’n vijf uur slapen wakker werd diende zich een ware cultuurschok aan. Wat een wereld van verschil: echt veel, veel en veel rijker was het hier. Ik zag eindeloze 7 elevens, supermarkten, Aziaten met een bril (!), Aziaten met overgewicht, Shell benzinepomps, fancy showrooms van dure automerken, etc. De snel(!)weg voelde zo glad aan als zijde, nergens een heuveltje of een gat te bekennen. De bus kon zowaar op haar eigen weghelft blijven rijden.

Toen we aankwamen bij het busstation van Bangkok kreeg ik direct van een taxichauffeur te horen “dat er rond dit tijdstip geen bussen naar het centrum rijden”. Een Amerikaans meisje dat ook in mijn bus had gezeten geloofde hem; ik niet. Dat is toch te gek voor woorden? Hallo, we zijn in Bangkok. Terwijl dat meisje aan het onderhandelen was over een prijs ging ik op onderzoek uit. En ja hoor, voor 7 baht (0,15 EUR :p) zou een lokale bus ons in het centrum afzetten. Dat klonk beter dan de 380 baht die zij voor elkaar had gekregen bij de taxichauffeur :p Ik moest één nachtje in de buurt van het geflipte Khao San road doorbrengen, zodat ik de volgende dag gemakkelijk de bus zou kunnen pakken naar Siem Reap. Ik had verwacht dat accommodatie vinden extreem easy zou zijn hier, maar het bleek echt tegen te vallen. De hostels die ik binnenliep bleken minstens 15$ te zijn – da’s duur voor Aziatische begrippen. Na twintig minuten rondzeulen word ik door iemand een luguber straatje ingestuurd: “Cheap loom”. Het bleek een waar kattenparadijs te zijn. Overal katten. Anyway, ze boden een privékamer aan voor 6$, nou, top, ik neem ’m. Toen de eigenaresse de kamer liet zien schoot ik eigenlijk gewoon bijna in de lach :p In het miniscule kamertje stond alleen een bed en verder was er NIETS. Zelfs het lichtknopje bevond zich buiten de kamer. Ook was er geen stopcontact, prullenbakje, of wat dan ook te bekennen. De gedeelde badkamer was ronduit ranzig. Nou Nadia, één nachtje.

Khao San road was nog altijd m’n plek niet. Toch moet ik toegeven dat ik het beter te doen vond dan Vang Vieng. Ik kwam er opnieuw achter hoe supergoedkoop alles in Bangkok is. Ik kocht voor 0,50$ een verfrissend sapje en liep even de straat op en neer. Bij een travel office zag ik dat ze bussen naar Siem Reap (Cambodja) aanboden voor slechts 10$ en schafte meteen een ticket aan. Later kwam ik erachter dat er zelfs travel offices zijn die het voor slechts 7$ aanbieden. Dat is toch te krankzinnig voor woorden? Toen ik in januari een kijkje had genomen in Khao San road had ik een dove kunstenaar gevonden die prachtige olifanten schiderde op doek. Die dag had ik geen schilderij aangeschaft omdat het gewoonweg te onhandig zou zijn om een half jaar mee te zeulen. Deze keer had ik echter slechts zes weken te gaan en daarom wilde ik er deze keer wel eentje kopen. MAAR, hij was er niet :-( Dat vond ik heel erg jammer. Weet je wat ik echt bizar vond? Er waren allerlei mannetjes die certificaten en pasjes, zoals studentenpassen en Padi’s (duikcertificaten), konden namaken. Je bent toch gewoonweg een idioot als je een nep duikcertificaat in elkaar laat flansen? Die middag heb ik met Elisa geskyped, iets wat al in geen maanden gebeurd was, en daar werd ik heel erg blij van. Toen we net opgehangen hadden merkte ik dat er een kakkerlak over m’n voet liep. Gad-ver-damme. :p De street food in Bangkok is heel divers. Ik heb allemaal kleine dingetjes gegeten als avondeten. Als toetje heb ik kokosnoot gedronken en mango gegeten. De kokosnoten en mango’s in Thailand blijven toch echt het beste. Wat ook het beste in Thailand blijft is hun ability to speak English ;-) Het was een verademing zo net na Laos. Ze zijn ook tachtig keer vriendelijker dan de Lao.

Die nacht was dodelijk. M’n minikamertje beschikte dan wel over een fan, maar die hing zo’n vijf meter boven me aan het plafond en was gericht naar de plek waar ik nu precies níet lag. Bovendien waren er geen ramen. Wat was het heet. Ik zweette zelfs op m’n knieën (!!!) – sorry, misschien een beetje teveel detail :p De volgende ochtend verliet ik mijn hete en vieze accommodatie met een vrolijk gezicht: vandaag zou ik weer in Cambodja aankomen. Om 8:00 werd ik netjes op tijd opgepikt door een minibusje. Ondanks het feit dat de chauffeur letterlijk ieder uur een half uur pauze nam bij een tankstation/cafeetje was het best een prima rit. Rond 13:00 kwamen we bij een restaurantje aan dat zich zo’n twee kilometer voor de grens bevond. Aan alle inzittenden werd gevraagd om het voertuig te verlaten. Iedereen nam plaats aan een plastic tafel. Ik werd er als eerste uitgevist door een man die ik nog niet eerder had gezien; hij nam me mee naar een ander busje. Ik vond dat eigenlijk een beetje raar. Waarom kreeg ik ineens een privérit naar de grensovergang? Toen ik klaar zat voor vertrek deed een man de deur weer open: “You Cambodian visa?”. Aha, nu snapte ik wat er aan de hand was. Ze visten iedereen er één voor één uit om neppe (!!!!) visums voor Cambodja aan te smeren. Een scam dus. Ik wil niet almachtig overkomen nu :p maar ik denk dat minder bereisde mensen hier nog wel eens in zouden kunnen trappen. Het kwam allemaal enigszins professioneel (in Aziatische begrippen dan) over. Alhoewel ik helemaal nog geen visum had bedankte ik hem vriendelijk en zei ik dat ik al een visum had. Toen hij dat hoorde plakte hij een roze stickertje (3x3 cm) op m’n shirt en gaf hij de chauffeur de opdracht om me naar de grens te brengen. Hé maar eeehhhh, wat moet ik met dit stickertje dan? Dat bleek m’n ‘ticket’ te zijn voor de bus als ik de grens was overgestoken :p Hoe gaat iemand me ooit vinden met zo’n ministickertje dan? :p Oké, nou, we gaan het meemaken. De chauffeur zette me zo’n 400 meter voor de grens af. Op dat moment kwamen er allemaal mannen op me afgestormd: “You must buy visa here”. Ja hoor. Wat denken ze nou? :p Als je hier intrapt ben je toch wel echt een beetje wereldvreemd. Wie geeft z’n paspoort nou weg aan zo’n random guy op straat? Het was echt te obvious dat dit nep was.

Nadat ik de 400 meter met een onverschillig en ongeïnteresseerd hoofd was doorgekomen kwam ik bij het kantoortje terecht waar ik uit Thailand gestempeld zou worden. Toen ik na tien minuten de rij even doorspitte zag ik dat twee andere reizigers die met mij in het eerste busje zaten nu ook in de rij stonden. Ze vertelden dat er ook bij hen was geprobeerd om het visum aan te smeren. Na het uitstempelen werd ik wederom bestormd door een groep mannen die m’n visum wel even zouden fixen. Gelukkig kwam ik na weer 400 meter lopen aan bij het officiële visumkantoortje van Cambodja. Net zoals de Lao officials, bleken ook de Cambodjaanse corrupt te zijn. Deze keer moest ik gelukkig slechts 3$ extra betalen. Ach jongens, als jullie daarmee trots zijn op jezelf, vooral doen. Toen ik doorliep naar het busstation gebeurde het onmogelijke: een hele vriendelijke man begon enthousiast naar me te zwaaien: hij zag m’n kleine roze stickertje op m’n t-shirt zitten. Nou, ik voelde me meteen weer welkom in één van m’n favoriete landen :D Nadat we een half uur gewacht hadden zette hij ons op een bus die ons naar een groter busstation zou brengen. Hier hebben we nóg twee uur moeten wachten, gelukkig had ik wel gezellig gezelschap. Het begon keihard te regenen. Dit is dus hoe Cambodja eruit ziet tijdens het regenseizoen. Toen de chauffeur eindelijk het startseintje gaf was iedereen blij. Het bleek een grote bus te zijn; de airconditioning werkte goed. Om 21:00 kwamen we ein-de-lijk bij het busstation van Siem Reap aan. Daar nam ik samen met Yannik, een jongen die naar hetzelfde hostel als ik wilde gaan, een tuktuk richting het centrum. Het is heel raar: een ticket van Bangkok naar Siem Reap is al verkrijgbaar vanaf 7$, terwijl er voor een tien minuten ritje in een tuktuk 5$ gevraagd wordt.

Oh, wacht, ik heb jullie nog niet verteld waarom ik überhaupt terugging naar Siem Reap… Ik ging m’n tweede yogacursus doen!!!!!!! In Vietnam kwam ik erachter dat ik gewoon echt weer terug móest naar deze plek. Jullie begrijpen denk ik wel dat het after all helemaal niet zo’n slecht idee geweest is, aangezien ik Laos toch niet geweldig vond en het land daarom sowieso snel (12 dagen) moest doorreizen :-) In ieder geval, het voelde als thuiskomen. Wat is dit toch een fijne plek.

Alhoewel m’n hostel slechts 3,5$ per nacht was (ja echt, haha), bleek alles boven verwachting te zijn. In m’n kamer stonden slechts vijf (hele brede!) bedden; het waren geen bunk beds. Dat was een zeldzaam aanzicht voor een hostel. Normaal probeert de eigenaar zoveel mogelijk bedden in één kamer te proppen. Naast mijn bed lag een Indiase kerel een spelletje te spelen op z’n mobiel. Nadat we even gepraat hadden kwam ik erachter dat hij hier zo ongeveer woonde. Hij was op zoek naar werk, zei hij. Het hilarische vond ik dat hij z’n eigen rijstkoker met zich had meegenomen :p Die stond parmantig op een van de tafels uitgestald, haha. Twee nachtjes later zou de yogacursus beginnen. Ik kon niet wachten.

[Zie 2/2, er is geen schrijfruimte meer :p]

  • 25 Mei 2015 - 21:32

    John Van Haeften:

    Wéér een prachtig relaas, met heel veel veduidelijking. We zorgen er voor dat er een pilsje klaar staat en je gratis mag parkeren in Katwijk, op zondag!

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Nadia

Actief sinds 28 Juni 2014
Verslag gelezen: 257
Totaal aantal bezoekers 38181

Voorgaande reizen:

30 Juni 2014 - 30 Juni 2015

Wereldreis

Landen bezocht: